Wat zijn de QEEG subtypen bij autisme (ASS)?
Onderzoek bij autisme, of beter ASS (Autisme Spectrum Stoornis), laat zien dat er niet zo iets bestaat als een standaard ASS hersenbeeld.
In eeg onderzoeken waarbij patiënten met autisme worden vergeleken met ‘gezonde’ controles worden afwijkende eeg patronen gerapporteerd, zoals frontale, pariëtale en occipitale alpha power verlagingen (Chan, Sze, & Cheung, 2007; Murias et al., 2007); een verhoogde mate van ‘phase consistency’ tussen posterieure frontale en anterieure temporale delen van het brein (Coben & Padolsky, 2007; Murias et al., 2007) en frontale en frontocentrale verhogingen in de delta en theta frequentiebanden (Chan, Sze, & Cheung, 2007; Kouijzer et al., 2009b; Kouijzer et al., 2010; Murias, Webb, Greenson, & Dawson, 2007).
Van klacht naar QEEG bij autisme
Afhankelijk van welke klachten op de voorgrond staan, zijn er verschillende afwijkingen in het hersenbeeld. Uit EEG en QEEG onderzoek bij kinderen en volwassenen met autisme komt naar voren dat het achterste gedeelte van de hersenen (pariëtale, temporale en occiptale cortex) vaak een afwijkend hersenbeeld laat zien vergeleken met mensen uit de ‘gezonde populatie’. Deze delen van de hersenen spelen een belangrijke rol bij de verwerking en het begrip van sociale informatie uit de omgeving (sociale cues), de prikkelverwerking, de verwerking van ruimtelijk-visuele informatie, de gezichtsherkenning en de verwerking en het begrip van taal en (stem)geluid.
Er zijn grofweg drie veelvoorkomende hersenbeelden (QEEG subtypen) die we vaak zien bij kinderen en volwassenen met ASS. De subtypen QEEG zijn o.a. beschreven in The Brownback, Mason and Associates Neurofeedback System (BMANS) manual 3 (2004).
QEEG subtype 1
bij Autisme, PDD-NOS, Syndroom van Asperger
QEEG subtype 1 wordt gekenmerkt door een bovengemiddelde hoeveelheid trage delta en theta hersenactiviteit, een benedengemiddelde hoeveelheid alpha activiteit en een bovengemiddelde hoeveelheid snelle beta activiteit.
Al deze afwijkingen vinden we overwegend in het centrale en achterste gedeelte van de hersenen (over de sensomotorische, temporale, parietale en occipitale cortex).
In figuur 1 zien we dit QEEG subtype afgebeeld, waarbij de gele en rode kleuren staan voor verhogingen van de betreffende hersenactiviteit, de blauwe kleur voor verlagingen van de betreffende hersenactiviteit en de grijze kleur voor niet afwijkende hersenactiviteit. Boven ieder hoofdje staat weergegeven op welke hersenactiviteit het plaatje betrekking heeft.
QEEG subtype 2
bij Autisme, PDD-NOS, Syndroom van Asperger
QEEG subtype wordt gekenmerkt door een benedengemiddelde hoeveelheid delta en theta hersenactiviteit, een bovengemiddelde hoeveelheid alpha activiteit en een normale hoeveelheid snelle bèta activiteit.
De afwijkingen vinden we wederom overwegend in het centrale en achterste gedeelte van de hersenen (over de sensomotorische, temporale, parietale en occipitale cortex).
QEEG subtype 3
bij Autisme, PDD-NOS, Syndroom van Asperger
Bij kinderen en volwassenen met ASS zien we soms ook klachten op het vlak van de executieve functies. Executieve functie problematiek wordt gekenmerkt door:
- problemen met de planning en de organisatie van het eigen gedrag;
- moeite met het verkrijgen van overzicht en inzicht;
- moeite met het overzien van de consequenties van het eigen gedrag;
- moeite met het anticiperen op gedrag van anderen;
- moeite met de onderdrukken van het eigen gedrag/ impulscontroleproblematiek;
- een verhoogde mate van boosheid, woede en/ of angst;
- problemen met het focussen van de aandacht; werkgeheugenproblematiek.
In het QEEG is dit doorgaans terug te zien als afwijkingen aan de voorkant van het hoofd (prefrontale en frontale cortex) en over de ‘midline’.
Een belangrijke hersenstructuur in dit gedeelte is de cingulate cortex. In Figuur 3 wordt dit QEEG subtype weergegeven. Er kan zowel sprake zijn van overmatige delta, theta, alpha of beta hersenactiviteit of een combinatie van allen. We zien dit QEEG subtype ook vaak in combinatie met QEEG subtype 1 en 2. QEEG subtype 3 komt relatief vaak voor bij mensen met zowel kenmerken van ASS als ADHD/ ADD.